Jan Vos (1610-1667) vermeldt duidelijk in zijn voorwoord van het treurspel Aran en Titus (1641) dat hij behalve dichter ook een ambachtsman is. Hij verraste niet alleen de literaire elite, maar ook het grote publiek met dit toneelstuk. Aran en Titus was een bloederig drama in de stijl van Seneca en trok de aandacht door de vele gruwelen in het stuk, er vallen niet minder dan elf doden. Op het toneel inplaats van achter de coulissen, zoals in het klassieke drama gebeurde.
Na de opvoering van het stuk in de Amsterdamse schouwburg werd er vol lof over gesproken door niemand minder dan Van Baerle en Huygens. Het stuk was dan ook een spektakel. De schouwburg werd in 1665 zelfs verbouwd om decorwisselingen en speciale effecten mogelijk te maken. Na zijn grote succes kreeg Jan Vos toegang tot de stedelijke elite en hij werd in 1647 zelfs benoemd tot hoofd van de schouwburg.
De ambachtsman Vos profiteerde mee van het succes van de schrijver Vos. Zo werd hij stadsglazenmaker wat inhield dat alle kapotte en nieuwe ruiten van openbare gebouwen door hem werden aangebracht.
Aran en Titus. Amsterdam, Dominicus van der Stichel voor Aeltje Verwou, 1641
[Stella van Dinteren]